Dit schooljaar zijn leerlingen in het voortgezet onderwijs voor het eerst geplaatst op basis van het advies van de basisschool. Voorheen was de uitslag op de eindtoets doorslaggevend. De basisschool kon dit jaar alleen bij een hogere uitslag van de eindtoets het advies heroverwegen naar een hoger onderwijstype. De kranten stonden er vol van: doordat de eindtoets niet meer direct meetelt voor het advies, zitten veel leerlingen niet op het juiste niveau. De druk van (hoogopgeleide) ouders zou hierbij een rol spelen. Maar is het echt waar dat veel leerlingen nu niet op het juiste niveau zitten?
De nieuwe regels voor plaatsing en advies hebben er mogelijk voor gezorgd dat de instroom in het voortgezet onderwijs er dit schooljaar anders uitzag dan vorige jaren. Dat komt enerzijds doordat er op basis van het schooladvies meer leerlingen hoger geplaatst zijn dan de eindtoetsuitslag aangaf. Daar komt bij dat het advies van de basisschool na de afname van de eindtoets wel naar boven, maar niet naar beneden kon worden bijgesteld. In beide gevallen zal pas in het voortgezet onderwijs blijken of de leerling het hogere niveau ook echt aankan.
Aan de andere kant zijn er leerlingen ingestroomd die een hoge eindtoetsscore hadden, maar bij wie de basisscholen het (lagere) advies toch niet hebben bijgesteld. Volgens de Nederlandse Onderwijsinspectie gaat het dan vooral om kinderen van lager opgeleide ouders. De Onderwijsinspectie signaleert dat de kansen voor leerlingen met hoogopgeleide ouders en leerlingen met laagopgeleide ouders niet gelijk zijn: bij vergelijkbare prestaties krijgen leerlingen met laagopgeleide ouders lagere adviezen dan leerlingen met hoogopgeleide ouders. De Onderwijsinspectie meldt daarbij dat na de eindtoets in slechts 15% van de gevallen het advies van leerlingen met een hogere eindtoetsscore dan schooladvies daadwerkelijk werd bijgesteld naar boven (Inspectie van het Onderwijs, 2016). Dit wijst er op dat er ook een groep leerlingen is die te laag geplaatst wordt.
Het onderzoek
Omdat verschillende VO-scholen aangaven twijfels te hebben over het niveau van hun eerstejaars leerlingen, hebben wij een onderzoek uitgevoerd naar de plaatsing van brugklassers. Na een oproep aan honderden middelbare scholen zijn uit de aanmeldingen 21 scholen verspreid over Nederland geselecteerd met leerlingen op verschillende niveaus.
Van deze scholen hebben 2760 leerlingen toetsen gemaakt voor de onderdelen begrijpend lezen, rekenen, en taalverzorging die verplicht ook in de eindtoets van de basisschool voorkomen. Daarnaast is de woordenschat getoetst, want ook woordenschat is belangrijk voor schoolsucces en indicatief voor het onderwijsniveau van een leerling (Hacquebord, 2012). Per onderdeel is onderzocht hoe de leerlingen presteren.1 Alle deelnemende scholen hebben per leerling een rapportage gekregen met de behaalde scores op de 4 onderdelen, waarbij ook werd aangegeven hoe een leerling presteerde ten opzichte van zijn niveaugenoten. Op basis van de vier deelscores is een gewogen totaalscore berekend die voor iedere leerling een indicatie van het onderwijsniveau aangeeft. Daarnaast zijn er per school schoolrapportages opgesteld. Hierin zijn de indicaties van het onderwijsniveau op basis van de toetsen vergeleken met de onderwijsniveaus waarop de leerlingen geplaatst zijn. Ook is hierin voor de school een vergelijking gemaakt met de andere scholen die aan het onderzoek meededen.
Resultaten
De vergelijkingen tussen de indicaties van het onderwijsniveau op basis van de toetsen en het niveau waarop de leerlingen geplaatst zijn, kunnen worden ingedeeld in vijf categorieën. Een leerling is correct geplaatst (1) als het onderwijsniveau op basis van de toetsen maximaal een half niveau afwijkt van het niveau waarop de leerling geplaatst is. Bijvoorbeeld: een leerling die nu op havo/vwo-niveau zit, krijgt op basis van de toetsen de niveau-indicatie havo. Deze leerling is correct geplaatst. Een leerling is te hoog (2) of te laag (3) geplaatst als de niveau-indicatie op basis van de toetsen één tot anderhalf niveau afwijkt van het niveau waarop de leerling geplaatst is. Bijvoorbeeld: een leerling die nu op vmbo-GT zit, krijgt op basis van de toetsen de niveau-indicatie vmbo-KL. Deze leerling is te hoog geplaatst. Een leerling is duidelijk te hoog (4) of duidelijk te laag (5) geplaatst als de niveau-indicatie op basis van de toetsen twee of meer niveaus afwijkt van het niveau waarop de leerling geplaatst is. Bijvoorbeeld: een leerling die nu op vwo-niveau zit krijgt als niveau-indicatie vmbo-GT. Deze leerling is duidelijk te hoog geplaatst.
De resultaten van alle scholen samen laten zien dat 71% van de leerlingen correct geplaatst is. 17% is te hoog geplaatst, 3% duidelijk te hoog, en 10% van de leerlingen is te laag geplaatst. Bijna 30% van de leerlingen zit – op grond van deze toetsresultaten- (nog) niet op het juiste niveau van voortgezet onderwijs. Bovendien blijkt dat op grond van de toetsresultaten twee keer zoveel leerlingen op een te hoog niveau geplaatst zijn dan op een te laag niveau.
Enquête
De contactpersonen van de deelnemende scholen hebben, voordat zij de resultaten ontvingen, een vragenlijst ingevuld over de redenen van deelname aan het onderzoek en de plaatsing van leerlingen in de brugklas. Van hen (N=19) schatte 63% in dat zo’n 5-10% van de leerlingen een hoger schooladvies had gekregen dan de uitslag van de eindtoets. Dat is een duidelijke onderschatting als we afgaan op het in dit onderzoek gevonden percentage van 20% te hoog geplaatste leerlingen. Driekwart van de respondenten had de indruk dat het merendeel van hun leerlingen juist geplaatst was, maar dat een klein deel niet op het juiste niveau zat. Ook hier een onderschatting van de 30% die op basis van de toetsresultaten niet op het juiste niveau zijn geplaatst. Op bijna de helft van de scholen die op de enquête reageerden is men van mening dat er in het huidige cohort eerstejaars leerlingen meer leerlingen hoger geplaatst zijn dan in voorgaande cohorten.
Conclusie
De resultaten van dit onderzoek bevestigen dat er een groep leerlingen is die dit schooljaar na het advies van de basisschool op een hoger niveau zit dan uit een onafhankelijke toets blijkt. Of dit een gevolg is van het nieuwe beleid rondom plaatsing en advies kunnen we niet met empirische gegevens bevestigen, omdat dit onderzoek dit jaar voor het eerst is uitgevoerd.
Aangezien de deelnemende scholen zichzelf hebben opgegeven en een derde van de scholen aangaf mee te doen vanwege het vermoeden dat er dit jaar meer leerlingen te hoog geplaatst zijn dan in eerdere jaren, is het mogelijk dat de resultaten een vertekend beeld geven. Wellicht zijn er juist op de scholen die hebben deelgenomen veel vragen rondom de plaatsing van leerlingen.
Een discrepantie tussen een niveau-indicatie op basis van een toets en een niveaubepaling door een docent zal er altijd blijven, en dat is maar goed ook. De plaatsing van een leerling moet uiteraard niet alleen bepaald worden op basis van een toetsscore. Juist de inschatting van de basisschool is zo belangrijk, want de basisschool kent de leerling en heeft zijn of haar vorderingen acht jaar lang gevolgd. Wel is het belangrijk dat alle leerlingen gelijke kansen krijgen. Een objectieve toets kan er voor zorgen dat een te hoge of te lage inschatting van een docent, al dan niet onder druk van ouders, rechtgetrokken kan worden.
In de komende periode zullen we nagaan in hoeverre er in het VO naast de bestaande leerlingvolgsystemen behoefte is aan een summatief instrument dat scholen informatie geeft over de plaatsing van hun leerlingen.
Referenties
Hacquebord, H. (2012). Woordenschat toetsen in functioneel perspectief. Levende Talen Magazine 7, 7-9.
Inspectie van het Onderwijs (2016). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2014/2015. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs
1 De toetsen die voor dit onderzoek zijn afgenomen, zijn samengesteld uit de Dia-eindtoets i.o. en de volgtoetsen van Diatoetsen. De toetsen zijn vóór het onderzoek niet eerder in deze samenstelling afgenomen. De toetsen zijn valide en voldoende betrouwbaar, maar niet eerder genormeerd dan voor dit onderzoek.