Formatief toetsen met Diatoetsen

« Vorige pagina

door Hilde Hacquebord

Op steeds meer scholen groeit het bewustzijn over de rol van toetsen bij het verbeteren van de leerprestaties. Als je toetsen formatief inzet kunnen ze een cruciale rol spelen bij het leren. Met formatief toetsen wordt bedoeld dat je toetsinformatie gebruikt om leerlingen gericht te ondersteunen en te stimuleren in hun ontwikkeling. Een veel gebruikt systeem dat docenten in deze nieuwe denk- en werkwijze helpt te professionaliseren is de RTTI-aanpak. Daarnaast worden ook de Diatoetsen steeds vaker formatief ingezet door gebruik van het diagnostische volgsysteem en de innovatieve aanpak van Diaplus. Vaak wordt de vraag gesteld of Diatoetsen en RTTI samen kunnen gaan. Het antwoord is bevestigend. Beide zijn gericht op formatief toetsen en ze vullen elkaar uitstekend aan. In onderstaand artikel zal ik dat toelichten.

Wat is formatief toetsen?

Tegenover formatief toetsen staat summatief toetsen. Summatieve toetsen meten een prestatie nadat het leren heeft plaatsgevonden, en evalueren dit achteraf met een voldoende of onvoldoende resultaat. Bij formatieve toetsen gaat het om het leerproces, en wordt gekeken naar de mogelijkheid tot verbetering. Meestal geven summatieve toetsen alleen informatie over hoe een leerling heeft gepresteerd ten opzichte van zijn klas of jaargang. Bij formatieve toetsen wil je meer weten: hoe is een leerling tot een bepaalde score gekomen, wat ging goed en wat ging minder goed? De toetsinformatie dient als feedback. Daarmee kun je de aandacht richten op de verbeterpunten en hier klassikaal of individueel aan gaan werken. Het gaat om een doorlopend proces, waarbij het ook belangrijk is om leerlingen te betrekken. Voor leerlingen zijn toetsen informatief als ze niet alleen aangeven wat de verbeterpunten zijn, maar ook of ze vooruit zijn gegaan. Dat kan met volgtoetsen. Formatief toetsen kent dus twee aspecten: diagnostiek en volgen.

Diatoetsen zijn diagnostische volgtoetsen voor taal en rekenen. De toetsen zijn leerstofonafhankelijk en meten de prestaties van de leerling af ten opzichte van algemene standaarden: de Nederlandse referentieniveaus taal en rekenen en voor de leesvaardigheid Engels het Europese referentiekader. Zo krijg je inzicht in de ontwikkeling van leerlingen, los van de methodes. Daarnaast wordt diagnostische informatie gegeven bij de toetsrapportages. Dit gebeurt bij de leestoetsen voor Nederlands en Engels in termen van begrip van het microniveau (woord- en zinsniveau), het mesoniveau (begrip van verbanden op alineaniveau) en het macroniveau (begrip van de tekst als geheel). Op basis van deze indeling in beheersingsaspecten worden lezers getypeerd naar hun zwakkere en sterkere kanten (zie o.a. Hacquebord, 1989, 2005).

Diatoetsen en RTTI

RTTI is een methodiek waarmee de leerstof en -doelen voor alle vakken eenduidig worden ingedeeld in algemene termen van cognitieve ontwikkeling: R=reproductie, T1= toepassing na training, T2= toepassing als transfer, I = Inzicht. Docenten van alle vakken leren hiermee hun vakinhouden beter te doorgronden en te analyseren in leerpsychologisch opzicht. Op basis daarvan worden toetsvragen ingedeeld en worden toetsen ontwikkeld voor formatief gebruik. RTTI is in principe toepasbaar bij alle vakken en op alle niveaus, maar de termen RTTI zijn vooral bekend in het zaakvakonderwijs. Voor het talenonderwijs worden deze termen niet altijd herkend of toepasbaar geacht. Het RTTI handboek (Drost en Verra, 2016) wijst in een bijlage op het gebruik van de termen microniveau (voor R en T1), meso- (voor T2) en macroniveau (voor I) voor de talen. Dit zijn dezelfde termen waarop de taaltoetsen van Diatoetsen zijn gebaseerd. De indeling van RTTI en Diatoetsen zijn voor de talenvakken dus heel goed vergelijkbaar.

Verschillen tussen Diatoetsen en RTTI

Diatoetsen zijn methode- en leerstofonafhankelijk. Er wordt in deze toetsen dus niet getoetst of een leerling de leerstof beheerst die in de klas of in het leerboek aan de orde is geweest, de toetsen bevatten dus in die zin geen reproductievragen. De onderdelen die wel getoetst worden zijn de genoemde aspecten van leesvaardigheid waarmee leerlingen worden geprofileerd. Een groot verschil met de toetsen die bij RTTI aan de orde zijn, is dat de Diatoetsen geijkt zijn aan het Nederlandse referentiekader en landelijk zijn genormeerd. Het zijn toetsen die dankzij uitgebreid onderzoek tot stand zijn gekomen, en wetenschappelijk verantwoord zijn (klik hier voor publicatielijst). Scholen zetten deze toetsen ook in om te kunnen analyseren hoe zij staan ten opzichte van andere scholen in het land. Door de doorlopende schalen van de Diatoetsen kunnen docenten bovendien de ontwikkeling van hun leerlingen goed volgen. Door dit volgaspect zijn Diatoetsen bij uitstek betrouwbaar in te zetten als formatieve toetsen.  

Formatief toetsen, en dan?

Formatief toetsen is ingebed in didactisch en onderwijskundig handelen. Het gaat er natuurlijk om dat er iets gebeurt met de toetsinformatie. Op deze site vindt u filmpjes van hoe er op scholen wordt gewerkt rond de Diatoetsen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door gedifferentieerd te werken met Diaplus. Goede voorbeelden van taal- en rekenbeleid vindt u in Rotterdam http://www.rotterdamstaaleffect.nl) en in Kortrijk .  

Referenties

Drost, M. & P. Verra (2016), Handboek RTTI. Bodegraven, Docentplus.nl

Hacquebord, H.I. (1989), Tekstbegrip van Turkse en Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dissertatie Rijksuniversiteit Groningen.

Hacquebord, H.I. , M.Sanders & M. Gibson (2008), Signaleren en diagnosticeren van de leesvaardigheid in de bovenbouw. In: Basisschoolmanagement 21, nr 5, februari 2008, p. 4-12