Bij een ontwikkelingsgerichte visie passen toetsen die zich richten op de groei van leerlingen. Om de ontwikkeling van leerlingen zichtbaar te maken zijn de referentieniveaus voor taal en rekenen heel geschikt.
Wat zijn de referentieniveaus?
De referentieniveaus zijn opgesteld om het taal- en rekenniveau van leerlingen te verhogen en om de aansluiting van de verschillende schooltypen te verbeteren. Ze beschrijven een doorlopende lijn van de taal- en rekenvaardigheid. In het wettelijk referentiekader voor taal en rekenen (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009) is vastgelegd wat leerlingen moeten kennen en kunnen op verschillende drempelmomenten in het onderwijs: aan het eind van de basisschool, aan het eind van het voortgezet onderwijs en aan het eind van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Met centrale toetsen of examens wordt gemeten welke niveaus van taal en rekenen leerlingen op deze momenten hebben behaald.
Voor taal zijn er vier referentieniveaus beschreven en voor rekenen drie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het fundamentele niveau (F) en het streefniveau (S). Voor taal is het streefniveau het eerstvolgende fundamentele niveau (dus 1S = 2F). Voor rekenen zijn de streefniveaus apart beschreven, omdat het daar gaat om een abstracter niveau. Niveau 1F en 1S zijn van toepassing op het basisonderwijs. Niveau 2F wordt gezien als het niveau dat nodig is om mee te kunnen doen in de maatschappij.
Van PO naar VO: een doorlopende lijn
Voor veel leerlingen en ouders is de eindtoets basisonderwijs de eerste kennismaking met de referentieniveaus. Sinds 2015 wordt op alle basisscholen in groep 8 een eindtoets afgenomen. De scholen mogen zelf een eindtoets kiezen die past bij de visie van de school. Welke eindtoets een school ook kiest, bij de onderdelen lezen, taalverzorging en rekenen wordt het door de leerlingen behaalde referentieniveau gegeven. De inspectie maakte onlangs bekend dat in groep 8 een groot deel van de leerlingen niveau 1F beheerst (Inspectie van het onderwijs, 2018).
In de bovenbouw van de basisschool zal dus al gewerkt worden aan de referentieniveaus. Door volgtoetsen te gebruiken die het referentieniveau in beeld brengen, kunnen leerkrachten, ouders en ook de leerlingen zelf zien hoe zij zich ontwikkelen ten opzichte van de referentieniveaus. Dat kan heel inzichtelijk met de Diatoetsen, want deze laten vanaf groep 6 in kleurcodes de referentieniveaus zien bij de toetsuitslagen. Aanvullende lesmaterialen in dezelfde kleurcodes geven aan welke materialen aansluiten bij de behoeftes van de leerling.
In het voortgezet onderwijs (VO) zijn de referentieniveaus bij veel leerlingen bekend. Ze zien deze niveaus bij uitslagen van volgtoetsen, in methodes en in oefenprogramma’s. Ook zijn de eindexamens geijkt aan de aan de referentieniveaus. Het volgsysteem van Diatoetsen maakt in het VO gebruik van dezelfde kleursystematiek als in het basisonderwijs. Hiermee wordt de doorlopende lijn benadrukt. Door leerlingen aan de hand van toetsuitslagen te laten zien waar ze staan, ze te vertellen waar ze naar toe moeten en ze materiaal aan te bieden dat ze helpt om daar te kunnen komen, kan het volgsysteem goed gebruikt worden voor formatief evalueren.
Referenties
Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2009). Referentiekader taal en rekenen. Enschede: Doorlopende leerlijnen Taal en rekenen.
Inspectie van het Onderwijs (2018). Peil. Taal en Rekenen aan het einde van de basisschool 2016-2017. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs